Deontologie - Wat het is, definitie en concept - 2021 - Economie-Wiki.com

Deontologie is de wetenschap die de grondslagen van plicht bestudeert, dat wil zeggen van morele normen. Het is een discipline die gewoonlijk wordt toegepast bij de uitoefening van een economische activiteit.

Deontologie bepaalt vervolgens de gedragsregels en dient meestal om de criteria voor handelen in een beroepenveld te definiëren.

Een andere manier om deontologie te begrijpen is als de tak van ethiek die de principes definieert die betrekking hebben op een beroep.

Het woord deontologie komt van de Griekse woorden 'déon' of 'deóntos', wat plicht betekent, en het achtervoegsel 'logía', wat aangeeft dat we verwijzen naar een verhandeling of wetenschap.

Oorsprong van het woord deontologie

De oorsprong van de term ligt in het werk van de filosoof Jeremy Bentham, in zijn werk Deontology or Science of Morals (1836).

Bentham definieert vervolgens deontologie als die gedragingen van de mens die geen deel uitmaken van de normatieve hypothese van het huidige recht en die niet worden gecontroleerd door wetgeving. Dat wil zeggen, het zijn handelingen die niet door de wet worden gecontroleerd, maar die de mens moet uitvoeren volgens een utilitair criterium.

Het door Bentham voorgestelde utilitarisme stelt dus voor om de daden van een individu te waarderen op basis van het geluk of welzijn dat ze kunnen genereren voor de samenleving als geheel. Dit ongeacht de beweegredenen voor de actie.

Dat wil zeggen, als een persoon een ander helpt, maakt het niet uit of hij het deed omdat hij werd gedwongen of dat het uit eigen vrije wil was. De actie kan volgens Bentham als goed worden gewaardeerd omdat het welzijn veroorzaakt.

Toepassingsvoorbeeld

De deontologie zie je toegepast in de ethische normen die de beroepsverenigingen formuleren en verdedigen, zoals die van advocaten of journalisten.

Sommige van deze codes zijn generaties overstegen, zoals de eed van Hippocrates van artsen die 2500 jaar teruggaat. Een van de toezeggingen is bijvoorbeeld om overwegingen van politieke of religieuze overtuiging, nationaliteit, ras, politieke partij of maatschappelijke positie niet in de weg te laten staan ​​van de beroepsplicht.